27 januari 2021

De kwaliteit van de, door Nederlandse boeren, geleverde boerderijmelk is onverminderd van hoog niveau. Ten opzichte van andere jaren zijn er slechts kleine verschuivingen te zien. Voor de veehouders is het celgetal een belangrijke waarde. Deze bereikte in 2018 het laagste niveau met 173.000 cellen per milliliter melk. In 2019 steeg deze waarde weer licht naar 176.000 en over 2020 is een gemiddelde waarde van 182.000 vastgesteld. Slechts 0,5% van de boerderijmelkmonsters kwam boven de geometrische bovengrens van 400.000.

Lichte toename kiemgetal

Ook bij het kiemgetal, een maat voor de reinheid van de melk, is een zeer lichte toename te zien. Daar steeg het enkelvoudig kiemgetal met 3.000 naar 13.400 kolonievormende eenheden (kve) en geometrisch steeg de waarde naar 11.200 kve (+400).

Het aantal kortingsgevallen op basis van aanwezigheid van groeiremmende stoffen maakt een gunstige ontwikkeling door en is gedaald naar 0,011%. Bij aanwezigheid van groeiremmende stoffen in melk wordt deze afgekeurd. Groeiremmende stoffen zijn residuen van antibiotica.

Het percentage melkmonsters met boterzuur stabiliseert. De aanwezigheid van boterzuur wordt vastgesteld door de gasvorming te meten in twee buizen. Als er gasvorming optreedt in een buis geeft dat één + waarde. Gasvorming in beide buizen wordt weergegeven door twee keer een +. In 2016 lagen de percentages +/- en +/+ op respectievelijk 6,71% en 1,44%. Over 2020 liggen de percentages op respectievelijk 5,46% en 0,60%.

Melkureum daalt

Het melkureumgehalte in de melk is gedaald. Dat valt op, want deze waarde ligt de laatste zeven jaar stabiel rond 22,5 gram per 100 gram melk, met variaties tussen 22,2 en 23,1. Over 2020 is een duidelijke afname te zien van het ureumgehalte naar 21,6. Een duidelijke oorzaak is daar niet voor. Mogelijk heeft het stikstofdebat de veehouders scherper op eiwit doen voeren. Ook kan het weer invloed hebben gehad. In een winterrantsoen is het ureumgehalte makkelijker te beheersen dan bij vers weidegras. Bij het zeer warme weer hebben de koeien iets minder buiten gelopen mogelijk zijn de koeien in de herfst ook iets eerder opgestald dan voorgaande jaren.

Bron: Qlip & Food Agribusiness